
Spreekwoorden: (1914)
Uit den hoek komen (of schieten)d.w.z. te voorschijn komen, optreden; zich op een bepaalde wijze voordoen, (be)toonen. Vgl. C. Wildsch. II, 37: Maar nu zij mijn' man tegen mij opzet, nu zal ik ook uit den hoek komen, en haar eens ter deeg de waarheid zeggen; IV, 193: Nu ben ik recht boos op haar: zi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Uit den hoek komen (of schieten)d.w.z. te voorschijn komen, optreden; zich op een bepaalde wijze voordoen, (be)toonen. Vgl. C. Wildsch. II, 37: Maar nu zij mijn' man tegen mij opzet, nu zal ik ook uit den hoek komen, en haar eens ter deeg de waarheid zeggen; IV, 193: Nu ben ik recht boos op haar: zi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.